Hij ontwijkt behendig de distels en brandnetels. Aan stuurboordzijde spelen de wolken met het spiegelgladde water van de Wijde Aa. Een ochtendzon doet verwoede pogingen om door te breken. Het is overwegend stil. Slechts de overvliegende ganzen en een paar zwanen verbreken de stilte. De renner kijkt voor zich uit en maakt zich hier niet druk om technische afdalingen of straffe beklimmingen over lastige bergpaden. Af en toe werpt hij een blik op de vele slootjes die dwars door de weilanden stromen die voor goede afwateringen zorgdragen. Het zal niet de eerste keer zijn dat hij onderweg een schaap op het droge moet trekken. Of een boer moet waarschuwen dat er weer een koe een bad aan het nemen is, maar niet meer op de oever kan klimmen. Boven een paar bomen zweeft een buizerd op de thermiek op zoek naar een weldadig hapje. Zo ver je kunt kijken, overheersen hier tientallen hectaren aan weilanden. 186 om precies te zijn. Al honderden jaren. Onder het niveau van de zee. De molen aan het begin van de kade is regelmatig broodnodig na overdadige regenbuien.
Op de nok van de Veendermolen – een grondzeiler – staat het jaartal 1830. Miljoenen liters water moeten vanuit de slootjes in dit drassige veengebied naar het meer zijn gepompt. De koeien lopen langs het hek in een gezapig tempo naar de stal, zodat ze gemolken kunnen worden. Begeleiding hebben ze niet nodig. Ze weten de weg. Net als de renner. Hij rent verder over een kronkelig landbouwweggetje en steekt zijn hand op naar de boer op een oude kraktractor. De boer vervoert in de kar achter de tractor het afval van de tulpenboeren dat prima dienstdoet als voer voor de dieren in de wijde omgeving. Soms verliest de boer in de bocht wat van zijn tulpenbollen. De renner bukt en stopt er een paar in de zak van zijn jasje. Leuk voor thuis. In een vaasje op de keukentafel. Verder gebeurt hier niet veel. Maar de renner is blij. Hij loopt hard.
Hij kijkt. Hij geniet van de stille uren tussen de weilanden en het uitgestrekte water. De mensen kennen elkaar in het dorp. Men groet. Soms maakt men pas op de plaats om te vragen hoe het gaat. Op veel van de hekken zijn intussen de opruiende borden van Farmers Defence vervangen door informatiepanelen over de lokale zorg voor de grutto’s en andere weidevogels die verdwijnen. Of men vraagt aandacht om de biodiversiteit met elkaar te beschermen.
Nee, er staan geen volle melkbussen meer aan de weg. Die tijd is voorbij. Soms ligt er nu onder een stuk zeil een schaap langs de weg dat geveld is door het blauwtongvirus. Tegenwoordig hebben de boeren andere zorgen. De renner loopt, kijkt, denkt en geniet. Elke ochtend bij het krieken van een nieuwe dag. Door weer en wind. En als liefhebber van al dat moois draagt hij een steentje bij om de polder in ere te houden. Al is het maar het opruimen van de rotzooi in de berm van de weg of op de dijk. Zodat het Groene Hart goed is en blijft.
Tekst: Jacques Valentin