De eerste stap
Marieke: ‘Ergens moet er een besef zijn dat er iets moet gebeuren in je lijf of je leven. Bijvoorbeeld de behoefte aan nieuwe contacten of om meer actief buiten te zijn. Er moet iets kriebelen om de eerste stap te zetten. Elke proefloper vult bij ons een intake formulier in en ik spreek een kwartier voor we beginnen af om nog eens te horen waar ik rekening mee moet houden, zowel fysiek als mentaal. Voor de training is er kort aandacht voor de nieuweling, de groep neemt hem of haar dan als vanzelf mee. De volgende dag check ik even hoe het gaat, hoe is iemand wakker geworden?’
En dan door
Daarna is het allermoeilijkste om het tempo van de beginners te temperen. Je wilt niet dat ze meteen geblesseerd raken. De tweede uitdaging is zorgen dat ze blijven komen. Ze zien lopers om zich heen die veel sneller, beter en verder gaan. Ik zeg altijd: je hebt nooit spijt als je wél bent gekomen. Je ervaart altijd iets waar je blij van wordt. Soms is dat niet het lopen zelf maar een bijkomstigheid zoals een gesprekje of de natuur om je heen.’
Langzaamaan
Rustig opbouwen in tempo en frequentie, het zijn opendeuren. Marieke: ‘Je kunt lopers niet dwingen. Ik leg ze wel uit dat conditieopbouw snel gaat maar dat spieren, banden en gewrichten echt wel één of twee jaar moeten wennen. Tijdens de training observeer ik. Loopt iemand constant vooraan te hijgen, dan ga ik ernaast lopen en maak een kletspraatje. Al pratend haal je iemand dan terug in tempo. Ik laat ze zelf ervaren dat dit een beter tempo is. Door te differentiëren komen zowel de ervaren als nieuwe lopers aan hun trekken. De één wandelt, de andere doet een extra lus. Er bungelt zelden iemand alleen achteraan. En anders check ik zelf even in bij die persoon, altijd positief en motiverend.’
Na die eerste 5 km
Jolanda opent stellig: ‘Meedoen aan een beginnerscursus is niet moeilijk. In 12 weken train je samen vol energie naar een 5 km. Maar daarna, wat dan? Je ziet dat veel lopers zo enthousiast zijn dat ze sneller, verder en vaker willen dan goed is voor hun pezen, spieren en gewrichten. Het eerste wat ik nieuwkomers dan ook zeg: probeer eerst het plezier en het ritme vast te houden.’
Na de honeymoon
Jolanda: ‘Het merendeel van de mensen die hun lidmaatschap opzeggen loopt net één of twee jaar. Het eerste jaar hardlopen is een soort honeymoon, alles is leuk en nieuw. Maar daarna volgt een lastige overgang: maatjes en een eigen groep vinden in de vereniging. Lopers willen ook verder komen, blessures liggen op de loer.’
Jolanda traint zelf zo’n groep. Geen beginners maar een groep waar lopers ná een starterscursus instromen. ‘Er zijn trainers die dit geen interessante groep vinden. Ik heb zelf als net-beginner-af ervaren dat trainers na een tijdje afhaken omdat lopers niet voor een prestatie gaan en weinig tot geen wedstrijden lopen. Het helpt daarbij ook niet als je trainer het een ‘beperkt trainbare groep’ noemt.’ Jammer en zonde. Juist in deze groep moet je investeren anders ben je ze kwijt. Ik was zelf vaak de achterste loper, altijd bang om de groep op te houden. En ik dacht na een vakantie dat ik het lopen was verleerd en weer “onderaan” moest beginnen.’
Meer dan een kletsclub
‘Wij zijn geen wedstrijdlopers maar wel meer dan een kletsclub. Ik maak ongeveer elke veertien weken een nieuw schema dat voorbereidt op een loopevenement. Al staat blessurevrij lopen en de conditie verbeteren voorop, we hebben wel altijd een doel. Zo’n loopevenement sluiten we altijd samen af met iets gezelligs. De groep is al sinds 2018 redelijk stabiel met zo’n 15 à 20 lopers. Ik besteed extra aandacht aan de nieuwe lopers en lopers die langere tijd niet gelopen hebben. Even een persoonlijk en motiverend berichtje doet veel. Dat is de eerste twee jaar nodig, daarna “doet de groep het”, dan is er genoeg sociale binding.’