Van acht naar drie trainers
Antwan: ‘Door vertrek en blessures van trainers gingen we aan het begin van het seizoen van acht naar drie gediplomeerde trainers. Daarnaast hebben we gelukkig nog assistent-trainers. Twee keer per week trainen we een groep van gemiddeld veertig lopers per avond. Van onze driehonderd leden zijn ongeveer vijftig prestatieloper, de rest is recreatief. Die lopers hebben we door het trainerstekort dus moeten samenvoegen. We dachten dat het lastig werd, maar allebei de kanten hebben zich aangepast en nu werkt het gewoon goed.’
Vlaggensysteem
‘Voorheen waren er acht groepen en elke groep had z’n eigen trainer. Omdat we naar drie trainers gingen, hebben we een vlaggensysteem bedacht.’ Antwan legt uit: ‘Elke vlag staat voor een afstand en een gemiddelde snelheid. De maandag vóór de trainingen zijn de schema’s en programma’s voor elke groep bekend. Je weet dus waar je voor kiest. We streven naar zes vlaggen en dus zes groepen maar soms neemt een trainer noodgedwongen twee groepen mee. Dat is dan wat harder werken maar het werkt wel. We maken goede afspraken zoals omkeren en ophalen. Eén gediplomeerde trainer blijft in elk geval op de baan, die combineert de korte en lange afstanden.’
Diverse doelen en lopers
‘Prestatielopers die van wedstrijd naar wedstrijd gaan, trainen op de baan vaak korte of lange intervallen mee,’ vertelt Antwan. ‘Ze haken soms met een eigen schema aan maar vaker past het groepsprogramma gewoon bij hun schema. De lopers van de groepen die naar buiten gaan doen samen de warming up en loopscholing. Daarna kiezen ze: eigen schema volgen of aansluiten bij de groep.’
Duurlopen met diverse doelen & niveaus
‘Bij een duurloop kun je de verschillende niveaus en doelen goed combineren. Opvallend genoeg zijn het dan vaak niet de prestatiegerichte lopers die vooropgaan maar de recreanten. De prestatielopers kiezen voor een bepaalde vlag en groep en vinden 'rustiger aan doen' op dat moment prima. Ervaren lopers trekken lopers die het zwaar hebben er doorheen. En andersom leren de lopers met scherpe doelen en snelle tijden van de recreanten om ook te ontspannen.’
Klankbordgroep van lopers
Antwan: ‘We hebben onze plannen duidelijk uitgelegd en blijven deze ontwikkelen en bijschaven met een klankbordgroep van lopers uit verschillende groepen. De assistent-trainers en hoofdtrainers bespreken na elke training wat ze is opgevallen. En tijdens de training praten we met bijna elke loper wel even, dat hoort bij het vak.’
Studenten
Coach Bob traint twee keer per week een groep van zo’n dertig studenten. ‘Het zijn atleten van verschillende niveaus. Van recreatielopers met een aardig niveau tot wedstrijdatleten die vaak het uiterste nastreven. Aangezien het studenten zijn, wisselt de groep jaarlijks van samenstelling. De kern is zo’n vier jaar vrij stabiel maar daarna komt toch het moment dat de atleten de maatschappij in gaan en zich gaan aansluiten bij een andere atletiekvereniging. Ik probeer ze een goede basis mee te geven.’
Verschillende niveaus = rijke leeromgeving
‘Ik heb individuele trainingsplannen gemaakt, afgestemd op het niveau en de behoefte van de atleet,’ vertelt Bob. ‘De trainingen op de baan passen bij meerdere niveaus doordat je omvang, intensiteit en technische oefeningen kunt aanpassen. Ik merk dat de diversiteit juist zorgt voor een rijke leeromgeving waarin atleten van elkaar kunnen leren en elkaar ondersteunen bij het bereiken van hun individuele doelen.’
Diverse hardloopdoelen
Bob: ‘We trainen jaarlijks voor de Batavierenrace en onze eigen baanwedstrijden. Dit zijn de vaste piekmomenten in het jaarplan. Verder probeer ik zoveel mogelijk te differentiëren zodat de atleten die een snelle 5 willen lopen tot en met de marathonlopers aandacht en waardering krijgen en zich betrokken voelen. Buiten de baantraining om hebben de atleten met een persoonlijk doel een eigen schema.’
2 schema’s
Coach Ines traint twee keer per week een heel gevarieerde groep van dertig à veertig lopers. ‘Met twee trainers zijn we er voor zowel de prestatielopers als de recreanten en dat gaat prima. In het bos, in het sportpark en eens per week op de atletiekbaan kan iedereen z’n rondes op eigen tempo lopen. Bij intervaltraining op de baan varieerden we voorheen altijd in het aantal herhalingen. Nu bieden we ook regelmatig twee schema’s aan. De tempo’s en tempowisselingen per afstand zijn vooraf bekend. Maar iedereen kan zijn of haar eigen tempo lopen. En de ene loper moet je stimuleren en de ander juist afremmen.’